Overheid moet contractueel personeelslid wel horen voor ontslag

05.10.2017

Het Grondwettelijk Hof gaat lijnrecht in tegen het Hof van Cassatie waardoor de overheid een contractueel personeelslid voortaan wel moet horen voor het ontslag.

Standpunt Hof van Cassatie

Met zijn arrest van 12 oktober oordeelde het Hof van Cassatie dat de overheid een contractueel personeelslid vooraf ‘niet’ moet horen voor diens ontslag, meer zelfs, dat het ontslag zelfs niet moet gemotiveerd worden. Sindsdien zou een openbare werkgever die een contractueel personeelslid ontslaat, dus niet langer de wet inzake uitdrukkelijke motivering van de bestuurshandelingen moeten respecteren. Voortaan zou hij ook niet meer verplicht zijn om systematisch over te gaan tot een voorafgaand horen van deze werknemer. Nu komt daar dus verandering in.
Het arrest van het Hof van Cassatie verdiepte de kloof tussen de werknemers in de overheidssector en deze in de private sector. De Collectieve arbeidsovereenkomst nr. 109 van 12 februari 2014 verplicht immers ook private werkgevers het ontslag te motiveren.

Tegenspraak Grondwettelijk Hof

Het Grondwettelijk Hof (GWH) gaat, met zijn arrest  van 6 juli 2017, lijnrecht in tegen het Hof van Cassatie.
Statutaire personeelsleden hebben in beginsel inderdaad een essentieel andere rechtspositie dan contractuelen, een verschillende behandeling is dan ook gerechtvaardigd.
Maar, het GWH aanvaardt op dit principe een uitzondering: een contractuele overheidswerknemer die zijn opzegging krijgt, bevindt zich wat de hoorplicht betreft niet in een verschillende situatie dan zijn statutaire collega.

Het algemeen beginsel van behoorlijk bestuur van de hoorplicht legt de overheid de verplichting op om de persoon ten aanzien van wie, om redenen die verband houden met zijn persoon of zijn gedrag, een ernstige maatregel wordt overwogen, voorafgaandelijk te horen. Dit beginsel is aan de overheid opgelegd wegens haar bijzondere aard, namelijk dat zij noodzakelijkerwijs als behoedster van het algemeen belang handelt en dat zij met volle kennis van zaken moet beslissen wanneer zij een ernstige maatregel neemt die verband houdt met het gedrag of de persoon.  De hoorplicht geeft betrokkene de kans zijn standpunt kenbaar te maken voordat de overheid een ernstige maatregel tegen hem neemt.

Besluit

Het GWH concludeert, om hogervermelde redenen:
“het objectieve verschil tussen de statutaire arbeidsrelatie en de contractuele arbeidsrelatie kan, voor de personeelsleden van een overheid, een verschil in behandeling bij de uitoefening van het door het beginsel van behoorlijk bestuur ‘audi alteram partem’ gewaarborgde recht niet verantwoorden.”
Het Hof besluit dat het niet horen van een contractueel werknemer voorafgaand aan zijn ontslag bij de overheid, een schending uitmaakt van artikel 10 en 11 van de Grondwet.
Met andere woorden: de overheden moeten voortaan wel hun contractuele personeelsleden horen vooraleer over te kunnen gaan tot ontslag!