Aanvullend pensioen

Aanvullend pensioen

tweede pijler
29.11.2018

Aanvullend pensioen: wat? Waarom?

Contractuele personeelsleden bij de overheid hebben geen recht op een statutair overheidspensioen, zij hebben enkel recht op een - helaas te laag - werknemerspensioen. Dit werknemerspensioen is het wettelijk pensioen, en vormt de zogenaamde ‘eerste pensioenpijler’. Er zijn verschillende mogelijkheden om dit wettelijk pensioen uit de eerste pijler aan te vullen, via:

  • de tweede pensioenpijler: een groepsverzekering of pensioenfonds via de werkgever, maar tot dusver niet mogelijk voor contractuele personeelsleden bij de overheid;
  • de derde pijler:  fiscaal aangemoedigd individueel pensioensparen (niet via de werkgever);
  • de vierde pijler: gewoon individueel sparen, o.a. het bezit van een eigen huis of ander vastgoed, niet via de werkgever dus.

VSOA ijvert al meer dan 12 jaar voor een aanvullend pensioen voor het contractueel overheidspersoneel, gespijsd via de werkgever, de tweede pensioenpijler.

In de private sector hebben vele personeelsleden hetzelfde - te laag - wettelijk pensioen in de eerste pijler, net als de contractuele overheidspersoneelsleden. Maar gelukkig voorzien vele private werkgevers voor hun personeelsleden in een aanvullend pensioen aan de hand van een groepsverzekering of pensioenfonds. Bij pensionering ontvangen deze werknemers dan een kapitaal, of een rente, bovenop het wettelijk pensioen. Zo worden de lage pensioenen in de private sector wel leefbaar.


Wet op de aanvullende pensioenen eindelijk ook mogelijk voor de publieke sector

Eindelijk, na meer dan twaalf jaar strijd, is het zover. Het Belgisch Staatsblad publiceerde op 17 april 2018 de wet van 30 maart 2018 die onder meer de wet van 2003 op de aanvullende pensioenen wijzigde (de zogenaamde WAP).

Die wijziging aan de WAP maakt eindelijk een veralgemeende tweede pijler pensioen voor contractueel overheidspersoneel mogelijk.

De wet zelf voert geen aanvullende pensioentoezegging voor de publieke sector in. Het moedigt de werkgevers van de publieke sector enkel aan om een aanvullend pensioen voor zijn contractuele personeel in te voeren.

De wet van 30 maart 2018 spoort de lokale besturen financieel aan een tweede pensioenpijler in te voeren voor hun contractuele personeelsleden. 50% van de kosten van de gestorte premies kunnen, onder bepaalde voorwaarden, worden afgetrokken van de bijdragen gestort door de gemeente aan het bevoegde Pensioenfonds voor de financiering van de lokale pensioenen.

Nu zijn alle overheden dus aan zet om al dan niet een tweede pijler voor hun contractueel personeel op te zetten. VSOA zet dit alvast in zijn eisenkohier in alle publieke sectoren.


Vanaf 1 januari 2019 aanvullend pensioen voor federale contractuelen: VSOA blijft waakzaam!

De federale overheid geeft alvast het voorbeeld en engageerde zich ertoe retroactief vanaf 2017 een aanvullend pensioen in te voeren voor zijn federale contractuele personeelsleden. De federale regering maakt een jaarlijks budget van 32 miljoen euro hiervoor vrij. Met dat budget wil zij een bijdrage van 3% van het loon (inclusief vakantiegeld en eindejaarspremie) opzij zetten, ter financiering van het aanvullend pensioen.

Ook voor de federale gezondheidssectoren wordt budget opzij gezet.

De federale regering beslist op dit ogenblik (eind november 2018) op welke wijze het aanvullend pensioen georganiseerd wordt voor de federale overheid: met een verzekeraar of met een pensioenfonds. VSOA opteert voor de snelste keuze: een verzekeraar biedt de beste garanties op uitvoering nog eind 2018. Een pensioenfonds is pas ten vroegste midden 2019 operationeel. Budgetten dreigen verloren te gaan.

De Regering brengt dit dossier in de loop van de volgende weken formeel op de agenda ter beslissing.

De Regering kwam alvast tegemoet aan de eisen van het VSOA tijdens de onderhandelingen:

  • Het aanvullend pensioen wordt uitsluitend opgebouwd met werkgeversbijdragen, de personeelsleden moeten zelf niet bijdragen.  
  • Er is geen discriminerende aansluitingsleeftijd. Het aanvullend pensioen geldt vanaf de datum van indiensttreding of vanaf de datum van de inwerkingtreding van het pensioenplan als deze na de datum van indiensttreding ligt.
  • Het pensioenplan is van onbepaalde duur.
  • Het aanvullend pensioenplan mag niet beperkt worden tot slechts bepaalde categorieën van contractueel personeel.

VSOA ijvert verder voor de vrije keuze: uitbetaling in rente of kapitaal van het aanvullend pensioen!

VSOA vraagt dat alle contractuelen in alle federale openbare functies een aanvullend pensioen kunnen opbouwen, een ruimere definitie dus dan deze in de wet van 22 juli 1993.

VSOA ijvert voor een geleidelijke vermeerdering van dit percentage van 3 %, minstens een aanpassing aan de levensduurte.

VSOA wil het budget voor de tweede pijler laten herzien, als de intentie van de regering zich realiseert, namelijk om voorrang te geven aan contractuele werving in plaats van statutaire werving (VSOA is hier radicaal tegen, zie onze studie daarover!) 

VSOA vraagt  bij de opname van het pensioen, te verwijzen naar de “wettelijke leeftijdsgrens” en in geen geval een leeftijd te vermelden (vb. “67 jaar”) zodat wie vroeger met pensioen kan, effectief vroeger zijn tweede pijlerpensioen kan genieten. 

Ook wil VSOA dat de toekomstige budgetten tweede pijler rekening houden met de salariskosten, om de leefbaarheid van deze tweede pijler van de pensioenen te waarborgen.

 

 

Welke andere contractuele personeelsleden kennen al een aanvullend pensioen?

Lokale en regionale besturen

Zoals als vermeld, spoort de wet van 30 maart 2018 de lokale besturen aan een tweede pensioenpijler in te voeren voor hun contractuele personeelsleden. 50% van de kosten van de gestorte premies kunnen, onder bepaalde voorwaarden, worden afgetrokken van de bijdragen gestort door de gemeente aan het bevoegde Pensioenfonds voor de financiering van de lokale pensioenen. Zo wordt deze korting slechts toegekend indien de pensioenbijdrage voor het aanvullend pensioen minstens 2% bedraagt in 2020 en minstens 3% in 2021. Bovendien geldt de aftrek enkel voor de werkgevers die een responsabiliseringsbijdrage moeten betalen. De aftrek zal voor het eerst toegepast worden op de responsabiliseringsfactuur 2019.

Contractuele personeelsleden bij lokale besturen zoals gemeenten en OCMW, kregen sedert 2010 al een klein aanvullend pensioen. Voor elk contractueel personeelslid werd gemiddeld 1,75% van het loon in een aanvullend pensioenstelsel ondergebracht. Dat is echter onvoldoende om van een echte aanvulling van het pensioen te kunnen spreken.

Vlaamse overheid

De Vlaamse Regering keurde op 14 september 2018 het voorontwerp van decreet definitief goed rond de op- en inrichting van een Vlaams Pensioenfonds voor contractuele personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid en de Sociaal-Economische raad van Vlaanderen (SERV). Later kunnen andere openbare besturen zich aansluiten bij het fonds. Het ontwerpdecreet gaat voor bespreking naar het Vlaams Parlement.  Ook het Vlaams personeelsstatuut zal in overeenstemming hiermee worden gewijzigd.  3% van het salaris wordt met werkgeversbijdragen gespaard en hetzij in kapitaal hetzij in rente uitbetaald.  De inwerkingtreding is voorzien midden 2019, maar de rechten worden met terugwerkende kracht opgebouwd vanaf 1 januari 2018.

Andere overheden

De andere overheden worden zoals gezegd aangemoedigd om een aanvullend pensioen voor hun contractuele personeelsleden te organiseren.  VSOA zet dit alvast in het eisenkohier.
 

Andere maatregelen in de wet van 30 maart 2018:

Onmiddellijk recht op ambtenarenpensioen na benoeming

De wet van 30 maart 2018 schaft bovendien de minimum loopbaanvoorwaarde van 5 jaar af om een ambtenarenpensioen te kunnen genieten, wat een zeer goede zaak is.

Helaas aanvullend pensioen gekoppeld aan invoering “gemengde loopbaan”

De regering koppelde de onderhandelingen in het hoogste onderhandelingscomité, het Comité A, over deze gunstige aanpassing aan de WAP en de afschaffing van de minimumvoorwaarden voor het ambtenarenpensioen, helaas aan een negatieve maatregel.

Samen met de invoering van een aanvullend pensioen, tellen, voor wie benoemd werd na 1 december 2017, de contractuele jaren bij de overheid niet meer mee voor de berekening van het statutair pensioen. Zij kennen dan een “gemengde loopbaan”: een tijdelijke en een statutaire periode. Alleen de tijdelijke personeelsleden in het onderwijs kennen hierop een uitzondering.  

Dat is een besparingsmaatregel die we betreuren, eens te meer op de rug van de meest zwakken.

Het gemengd pensioen werd pas ingevoerd vanaf 1 december 2017, de datum van inwerkingtreding van de wet, in plaats van retroactief vanaf 9 oktober 2014, de datum van het Regeerakkoord, die eerst door de regering naar voor was geschoven.


Advies VSOA in het Comité A

VSOA gaf, na lang intern beraad, aan de onderhandelingen hierover in het Comité A van 30 juni 2017, een gunstig advies.